8

Klein fragment uit “Een Leven in Kladjes” (dagboeken januari 2010 – december 2023), Dieter Ohler. > 300.000 woorden ofte > 800 pagina’s.

26 februari 2010

Ik ben er zeker van dat ze in 1997 hersens van de ALDI in mijn kop hebben gestoken ter vervanging van het verrotte superbrein dat ik had. Snappie? Nee, ik snap het niet.

18 maart 2010

Mama valt uiteen. Al lang. Maar steeds sneller en sneller.

10 juli 2010

Lehmbruck: Büste der Knienden. De mooiste sculptuur die er bestaat. Geen idee hoe lang ik er heb bijgezeten. Geen idee hoe lang ik heb gekeken. Lang.

28 juli 2010

Met R en S een picknick gedaan in de buurt van het hellend vlak van Ronquières. Lang rijden om een paar kleffe sandwichen te eten naast boten die klimmen en dalen met schippers die met elke meter die ze omhoog of omlaag gaan, er één dichter bij de dood komen. Rond zeven weer vertrokken uit de treurnis van de wereld. Onderweg friet gegeten. Een groot met mayo en een bamischijf.

01 oktober 2010

De chemo is opgestart. We gaan elke dag op bezoek. Alles is ok. Dat kan ik makkelijk zeggen. Ik heb geen kanker. Ik krijg geen chemo. Ik lig daar niet over te geven. Ik ben vriendelijk tegen zijn kamergenoot. Wat water voor hem gehaald – zijn vrouw was dat vergeten. Die mens heeft leverkanker. Nog een met kanker. Overal al uitzaaiingen. Hij weet dat zijn kansen klein zijn. Het woord ‘kanker’ was net wat verdwenen naar de achterkamer van mijn geest, begint die foemp daar weer over te memmen. Alsof ik het nog niet zwaar genoeg heb. Wat een onnozelaar.

03 oktober 2010

Als het goed weer werd, zetten we de planten buiten, als het koud werd, zetten we de planten weer binnen, anders gingen ze dood. Zo ging dat. Dat was de cyclus van de natuur en daar hobbelde de mens in mee.

01 januari 2011

Met al die doden in de wereld, aan project zonder eind begonnen. Hoe moet ik dat weer uitgelegd krijgen? Weet ik veel. Ja, ik weet veel. Sommigen zeggen zelfs dat ik alles weet.

09 februari 2011

Sinds de tweede dag lijkt elke volgende op de vorige, lijkt op de vorige, lijkt op de vorige en het begint hier stilaan mijn kloten uit te hangen en ik vraag mij af hoe lang hoe lang hoe lang heel dat zottekesspel hier nog gaat duren.

23 februari 2011
Papa is nu thuis. Hij komt hier sterven. Nog een hoop of wat rillend vlees is het. Dat is al wat rest. Ik besef nu pas dat ik nooit echt met hem heb gepraat. “Is het eten klaar?” “Waar ga je naartoe?” “Is de was gedaan?” “Nog wat witloof?” De samenvatting van een jeugd. Nu moet ik wel met hem praten. “Ik ga naar de garage, mijn koelvloeistof moet bijgevuld worden.” “Is het goed als ik straks witloof maak?” “Uw broek is gewassen, ik zal ze straks uit de droogkast halen.” Hij wil alleen maar morfine. De rest kan hem geen kloten schelen. Ik heb al raakpunten gezocht. Literatuur interesseert hem niet. Kunst ook niet. Gesprekken over continenten en mineralen zijn niks voor mij. We staan elk aan een andere kant van de lijn. Plots vonden we toch een punt van overeenstemming. Of hij geen euthanasie wou. We zijn blij. Hij had mijn hand vastgenomen. De eerste keer in jaren. Ik had al spijt van mijn vraag. Hij had erin geknepen en ik heb me naast hem gezet. Ik vroeg hem wat het verschil was tussen agaat en amethist. Ik kan misschien nog iets leren in die korte tijd.

15 april 2011

Taal, de schepper van de dimensies van tijd en ruimte. Een vluchtige poging om te temmen wat we niet kunnen temmen, om de illusie te creëren die we voor waar aannemen; een constructie om de wankele structuur van ons bestaan te ondersteunen. Een labyrint van verleden en toekomst dat het heden beheerst. De klok tikt, maar de klok tikt in de taal. Taal schept de wereld, maar dan zit men vast in de beperkingen ervan. Ze is de architect van onze realiteit, de schepper van betekenis en de gevangenis van interpretatie. Ze brengt inzicht, maar net zo goed verwarring. Woorden kleuren ons zicht op de werkelijkheid. Heeft de mens taal gemaakt, of heeft de taal de mens gemaakt?

02 mei 2011

Had kip gekocht. Op een paar post-its genoteerd wat in het kookboek stond. Het eten was niet te vreten. Recept opnieuw bekeken. Kip moet niet op dezelfde manier klaargemaakt worden als konijn.

05 maart 2012

Dinges, daar, stoel, zegt mama, en wij weten dat ze melk wil. Al heel jong had ik door dat taal een eenvoud had en dat je die moest weten te vinden, vaak door de woorden te laten voor wat ze waren, of door ze in te wisselen voor andere, betere. Ik hoef niet in stoffige aula’s te gaan zitten om zicht te krijgen op taal. Een moeder elke dag wat woorden horen hotteren, stotteren en poëzie rijgen was daarvoor voldoende. Het bracht mij liefde voor taal. Het dagelijkse gevecht om betekenis te vinden in enkele half afgebroken woorden, enkele gebaren, een blik. De pony springt, allez ja, nee, zo dinges zo, pony, daar, van zo dinges, ginder – om te zeggen dat het regent. Dat is pas regen. Daar kan geen metafoor tegenop. Onversneden en pure schoonheid. Gebrekkige perfectie. Ruwe eenvoud. Nul geliktheid. Gewoon een hoop rommelige, ongefilterde poëzie. Metaforen kunnen dan wel krachtige instrumenten zijn, maar te vaak worden ze als een goedkope dekmantel gebruikt voor gebrek aan diepgang en krijg je een poëtische jungle vol metaforische lianen – kijk zelfs ik kan het. Ik rommel en rammel en trommel en trammel met woorden alsof het iets en niets is. Nee nee, de kunst van het weglaten kan vaak meer betekenis verschaffen dan het toevoegen van overtollige metaforen. Terug naar de pure eenvoud zoals mama het mij geleerd heeft. Een woord. Vaak heeft men niet eens door in de literatuur hoe krachtig een woord kan zijn. Het hoeft zelfs niet eens het juiste te zijn, zolang het maar op de juiste manier gebracht wordt. Wie heeft er ooit bij stilgestaan dat stoel melk kan zijn. De juiste context. De juiste blik. Ga daarvoor maar eens talen studeren, schrijf maar eens dichtbundels vol. Geen pony zal ooit uit de lucht vallen, geen stoel zal in de koffie gedrupt worden. Dat is mama haar leefwereld. Dat is onze wereld. Hoe rijk kan je kinderwereld zijn. Hoe fantasierijk kan je opgroeien, om dan weer met de voeten op de grond gezet te worden eens je in school terechtkomt, want daar kan dat niet, daar mag dat niet. Daar is melk, melk. Daar is een stoel, een stoel. Altijd en overal moet binnen de lijntjes gekleurd. Zelfs binnen de literatuur moeten woorden en zinnen begrijpbaar blijven. Zelfs binnen de poëzie moeten nonsens binnen de perken blijven. Dada ligt al ver achter ons. De poëzie heeft echter nood aan meer afasie. De maatschappij heeft nood aan afasie. Wij waren bevoorrecht, wij hebben les gekregen van de hoogste in graad. Afasie is onze moedertaal.

28 juni 2012

Mama zat weer stil aan de keukentafel. Starend naar de muur, alsof ze daar antwoorden zocht die toch nooit zullen komen. De koffie koud. Geen woorden vanmorgen, alleen zuchten. Soms denk ik dat haar verdriet iets tastbaars is, iets dat langzaam door het huis kruipt. Ze probeert het te verbergen, maar je voelt het overal. Misschien wordt het ooit beter, maar vandaag niet.

28 september 2012

Derrida is zo’n beetje de Maverick van de filosofie die over taal lult alsof het een kermisattractie is. Hij neukt de wereld van taal en betekenis zo hard dat je op een gegeven moment gewoon niet meer weet waar je bent. Teksten in stukken gehakt en versneden, de taal gebroken tot er gewoon nog wat confetti van woorden overblijft. “Haal de boel maar uit elkaar, en dan zien we wel wat er binnenin zit.” Betekenis hier, betekenis daar. Who gives a fuck. Betekenis verschuift, jom. Taal ligt niet vast. Nooit. Er is geen waarheid. Dat is zijn stelling. Hij heeft makkelijk praten natuurlijk. Hij kan ons wijsmaken wat hij wil. We snappen er toch geen hol van. Of misschien toch wel. De betekenis van woorden ligt niet vast, dat is zijn punt. Dat is nu iets dat ik wel snap. Derrida heeft het, voor zover ik weet, nooit over afasie gehad. Hij snapte er misschien geen bal van. Maar als hij zegt dat taal een vuiligheid is die altijd in beweging is en nooit vast te pinnen, dan kom je al snel bij die arme drommels uit waarvan de woorden maar niet deftig uit hun mond geraken. Zie je, woorden en zinnen horen niet netjes bij elkaar. Nee nee, Derrida en afasie, hetzelfde uitgangspunt: ze zijn de punkrock van de linguïstiek. De broek af naar iedereen die denkt dat taal strak en controleerbaar is. Afasie is het perfecte voorbeeld van hoe verneukt de taal wel niet is. Een fout in de Matrix, een glitch in het systeem. Derrida schijt eens op het idee dat woorden de baas zijn. Mensen met afasie schijten mee. In alle geval; props voor Derrida.

28 november 2012

Mama is een meester in het zwijgen, een virtuoos van stilte in een wereld vol lawaai en leegte. Tegen ons spreekt ze poëzie, tegenover anderen bezit ze de kunst om oppervlakkige conversaties en banaliteit dood te zwijgen. Soms is het een daad van verzet, haar eigen kleine revolutie. Soms is het gewoon een wapen om zichzelf te beschermen tegen wat ze niet kan en waarvan ze weet dat anderen het niet begrijpen. Ze verheft de poëzie van het zwijgen tot ongekende hoogte, en de betekenis ervan dringt dieper door dan welk woord ooit zal kunnen. Als een beeldhouwer vult ze de ruimte rondom met stilte, en alleen wie de moeite neemt om te luisteren, kan horen. De weinige woorden die ze spreekt, worden dan ook des te krachtiger omdat ze haar dagen niet vult met het braken van banaliteit. De essentie is al moeilijk genoeg en zelfs die moet nog ontrafeld worden.

04 december 2012

Mama had kou en kon niet slapen. Ik zei haar dat ik haar kousen zou aandoen. Zwarte, of die met het hertje, vroeg ik haar. Ze mocht kiezen. Ze wou die met het hertje op. Ze keek mij dankbaar aan, klopte eens op mijn hand en zei ‘goed jong, of nee, iets anders’. “Merci” hielp ik. “Ja, just, goed jong. Nee.” “Merci” hielp ik weer. “Ja, merci, merci, merci.” Ze keek blij. Ze heeft nu kousen met een hertje aan.

09 december 2012

Wat vreet ik hier eigenlijk uit? Ik zou in een atelier werk moeten kunnen maken. Ik zou aan teksten moeten kunnen werken. Misschien wel een carrière in de kunst, maar ik kuis pis op, veeg stront van tussen de billen, smeer boterhammen, sleur lijven van hier naar daar, was gehandicapten, krijg minnetjes van de RVA, en zie de tijd passeren.

18 januari 2013

Papa moet naar de kliniek. Hij is stoelgang beginnen overgeven. Nog nooit zoiets gezien. Hij ziet af. Het doet mij pijn hem zo te zien. Ambulance. Koffie gezet voor mama en mij. Af en toe komt een bericht van I die met de ambulance mee is gereden. Scans / wellicht operatie / geduld / slecht / heel slecht / nog slechter/ obstructie/ darmen / gedraaid. Geen idee hoe darmen moeten liggen, maar niet zoals bij hem blijkbaar.

29 april 2013

Met mama in de auto zitten, is een belevenis. De vrolijkheid zelve. Ze leeft op. Elke boom, elk huis, elke mens wordt becommentarieerd. Alles is prachtig, alles is lelijk. Zoveel emotie in één mens. De radio stond aan vandaag. Er was kleinkunst, Boudewijn De Groot. Ze bloeide nog verder open. Haar mond worstelde normaal gezien om de woorden te vinden die haar gedachten wilden uiten. Nu kwam een glimlach op haar lippen en begon ze aan een reis door haar herinneringen. Woorden die normaal gezien verdwaald waren in de tijd, kwamen plots zomaar bovendrijven. Waar ze vandaan kwamen, geen flauw idee, maar ze kwamen. Soms haperde ze, lachte dan, neuriede wat om er af en toe weer een woord tussen te gooien, maar ze vond troost en vreugde in een verleden toen woorden nog makkelijk te vinden waren en zinnen moeiteloos uitgesproken werden. De grens tussen heden en verleden was voor even weg. Haar stem fluisterde woorden. Ik koesterde die. In die eenvoudige vreugde, ergens op weg naar de horizon, werd het leven weer even compleet.

31 juli 2013

Ik weet ook wel dat het geen wedstrijd is, maar Beuys wint het van Picasso.

27 september 2013

Rückriem. Een paar in stukken gesneden rotsblokken. Marche-les-Dames. Ook rotsen. Heb ik nog in ’t school moeten leren. Een dwaas tottert daar af en ik moet dat dan kennen. Wat een gelul. Over Rückriem niets. Over belangrijke dingen wordt gezwegen op school. Geologie en geometrie. Niets mis mee. Het hoeft niet altijd veel te zijn om iets te zijn. Een puzzel van een paar stukken. Als kind was dat plezant. Puzzels maken. Jigsaw. Rückriem ook zoiets. Awel, ik vind dat mooi. Snijden en boorgaten. En dan zeggen ze tegen mij dat ik er geen verstand van heb, son of a midge, son of a bitch, son of Bogdanowicz. Maar dat kan mij niet schelen. Ik heb van niks verstand als ik de wereld moet geloven. Dat kan er dan ook nog wel bij.

09 juni 2014

Af en toe passeert er een boot op de sluis. Dag matroos dag schipper dag boot. Ik voel mij Van Ostaijen op zo’n moment. Boten varen van Nederland naar Brussel met tonnen zand. Boten varen van Brussel naar Nederland met tonnen zand. Ergens zal het wel goed zijn voor de economie maar mij ontgaat het. Er moet een stuk uit de cirkel geknipt zijn. Niemand die het mij kan uitleggen. Ik doe niet moeilijk en zeg gewoon ‘dag schipper dag matroos’ en maak hun factuur. Ik mag er verder niet bij stilstaan. De meesten spreken hier over ‘hun’ sluis alsof het om een minnares met stijve tepels gaat. Daar denk ik niet aan als ik om 5.00 uit mijn bed moet, geen tijd heb om te douchen, steeds weer mijn tong verbrand aan koffie die veel te rap wordt binnen gegoten, een boterham met salami zonder kauwen met twee vingers in mijn slokdarm duw en als een gek naar haar rij. Ik verwacht wel meer van een minnares. Shifts wisselen mekaar af. Elk ritme is uit mijn lijf verdwenen. Slapen doe ik als ik kan, niet als ik moet.

16 juli 2014

Reportage gezien op BBC over apen. Ik moet zeggen dat ik mijn gedrag herkende en dat ik de indruk heb dat ik meer en meer op een aap begin te lijken. Wat vlooien uit mijn schaamhaar halen, af en toe met mijn fluit spelen en oe-oeënd door het huis springen. Ze zijn hier nog niet komen filmen. Misschien doen ze dat ook niet. Ik weet dat toch niet. Heb ook gezongen van “de boom staat op de bergen ali alo”. Ik weet nog hoe dat gaat. Dat is een lang lied. Lang genoeg om de dag te vullen en mijn blaas te ledigen. Sweet nothing at all.

19 november 2014

De L=A=N=G=U=A=G=E-poëzie, het zijn de dichters die het schijt hadden aan de conventionele vorm van poëzie. De literaire junkies die het brein vermalen en de taal afbreken tot ze onherkenbaar is. Een ticket naar fucked-up wonderland waar grammatica en syntaxis optionele accessoires zijn. Het draait allemaal om de taal zelf, niet om die bullshit van rozen en maanlicht. Woorden worden uit elkaar gescheurd, weer in elkaar gepleurd alsof het werkvolk in de kadoem kadoem fabriek rap naar huis wil. De betekenis? Wie geeft er ook maar een fuck om betekenis? Het gaat om de ritmes, de klanken, hoe de woorden stotterend over de pagina knallen. Denk aan abstracte kunst, maar dan met woorden. De afasie achterna zeg maar. Twee kanten van dezelfde gestoorde munt. De taal is er wel, maar zit ergens diep binnenin de verknipte schedel, en de woorden die eruit komen zijn kapot, ontspoord en roestig. En soms kan je daarom lachen want aan het eind van de dag zijn we allemaal gewoon op zoek naar een beetje betekenis in deze kutwereld waar we ons in proberen recht te houden. Het verschil is wel dat mensen met afasie elke dag in zo’n gedicht leven en niet de luxe hebben het boek te kunnen toeklappen als de onzin hen te veel wordt. Ik sta aan de kant van de literaire junks en zie schoonheid in de chaos. Voor mama is dezelfde chaos de hel. Voor haar is het protest tegen de voorgekauwde bullshit van de alledaagse taal geen keuze maar een noodlot. Een eeuwige kettingbotsing van taal in haar kop is de harde realiteit, maar ze laat ons thuis stilstaan bij wat die taal écht betekent. Hoe we het gebruiken, hoe het ons vormt, en hoe fragiel het is. Het is een wapen, of een verloren strijd. Maar beide werelden stampen u keihard in uw ballen en dwingen u om opnieuw te kijken, te denken, te voelen. Thuis worden we gedwongen niet zomaar alles voor waar aan te nemen. Het is allemaal zo messed-up, maar tegelijk hebben wij zicht op de schoonheid van het imperfecte.

14 januari 2015

Veel volk in de Colruyt. Geen idee wat al dat volk nodig heeft. Liefde misschien. Heb ik in elk geval niet gevonden.

15 april 2015

Mam heeft in haar manier van doen veel weg van een konijn, en konijntjes kwets je niet zomaar. Daar draag je zorg voor. Er is een stilzwijgende afspraak tussen ons, een verbond dat alleen wij begrijpen. We delen een humor die net op het randje balanceert. De grenzen van conventie en empathie worden op delicate wijze uitgedaagd en tot het uiterste getart en getergd. Mam geniet van die humor, gebaseerd op liefde, respect en een flinke dosis sarcasme om de duisternis van het leven wat lichter te maken. We omarmen de absurditeit van het bestaan, en lachen eens in het gezicht van de tegenspoed. Ze weigert zich te laten reduceren tot slachtoffer van de omstandigheden en lacht zichzelf vrolijk uit met haar lamme poten en haar onvermogen om een fatsoenlijke zin uit te kramen. Haar ogen schitteren dan. Ze heeft doorleefde ogen die meer verhalen vertellen dan de meeste boeken, alleen kan zij ze niet vertellen. Een stille rebellie tegen een wereld die haar bespot door haar vol medelijden te bejegenen en haar zonder meer op het achterste plan te schuiven. Het komisch theater tussen ons beide is een bizarre troost in haar voortdurende overlevingsstrijd. Zo lacht ze het leven uit als een manier om de zwaarte ervan te verlichten. We genieten er allebei van en de lachrimpels rond haar ogen nemen toe met de jaren. Op het voorplan zal ze echter niet geraken. Dat is niet gewenst, en wordt al zeker niet getolereerd. Ze is eraan gewend geraakt, heeft het zwijgend geaccepteerd, en lacht in stilte achter het gordijn waar alle rommel op een hoop bijeen wordt gezet.

02 mei 2015

Sommigen dromen ervan de Mount Everest te beklimmen, of om naar Amerika te gaan en daar Route 66 af te rijden van oost naar west. Mama droomt ervan om gewoon eens zelf haar boterham te kunnen smeren. Om eens niet afhankelijk te hoeven zijn van papa om zoiets heel onnozel voor elkaar te krijgen. Zo gewoon eens een dag zelf het mes kunnen gebruiken en de confituur op haar boterham flikkeren. Ik vind het een zoveel mooiere droom dan Route 66, of ergens op eenzame hoogte in Nepal uw ballen eraf laten vriezen op die kloteberg. In de maatschappij, waar gelijkheid het mantra is, droomt de gehandicapte van mooiere dingen dan degenen die vrij kunnen bewegen en gaan waar ze willen, wanneer ze willen. Ze dromen van de alledaagse banaliteit, van dingen waar anderen niet eens meer bij stilstaan, van handelingen die voor velen vanzelfsprekend zijn. En net daarom leven gehandicapten zoveel intenser. Ze zien, horen, voelen, en weten wat ze missen. De vrijheid van geest ligt bij hen. De gehandicapte zwoegt onder de schaduw van een samenleving die geneigd is de zwakken over het hoofd te zien. De simpele daad van een boterham smeren, wordt een monumentale opgave. Een onbereikbare droom. Er is niets vanzelfsprekends aan afhankelijk zijn van een ander om zelfs de simpelste taken uit te voeren: u te wassen, u aan te kleden, u te helpen bij het eten. Het is een deel van het leven dat in duigen is gevallen. Een lamme hond die wacht op een kruimel van mededogen, dat is de harde realiteit waar ze onder gebukt loopt. Een boterham krijgen, is een gunst. Daar boven op de hoogste van de hoge bergen gaat men blindelings voorbij aan de uitdagingen die anderen ervaren, maar daar kan geen berg tegenop. Dat haalt nooit de krantenkoppen. Dat is niet spectaculair genoeg. Daar gaan journalisten aan voorbij. Een boterham smeren, for Christ sake. Wie interesseert dat nu? Dat is de absurditeit van een samenleving waarin iedereen gelijk is. Alleen aandacht voor de uitvoerbare dromen.

28 september 2015

Avondschool antiek begonnen. Dat is in de krochten van de onderwereld duiken, maar in plaats van drugs en geweld, zijn het stoffige meubels en schilderijen met meer krassen op hun ziel dan eender welke junk. Weer een excuus om weg te kruipen in een wereld waar ik iets weet wat de rest niet weet. Lekker chill, een beetje geschiedenis over een Chinees potje of een bronzen vijzel terwijl het Rambo First Blood op tv is.

06 oktober 2015

Het is weer van dit. Het is weer van dat. De blik op oneindig in het Walhalla. Ik verdien de Pulitzer voor Waanzin. Daar twijfel ik geen seconde aan. Moet niet over gezeikt worden, cowboy. Genoeg kwibussen die prijzen winnen voor drie keer niks en zes keer alles en vijf keer nul de botten, en dan een huis kopen met zwembad in Oudenaarde en rustig uitbollen maar gewoon een hoop rotzooi hebben gescheten al die tijd, maar toch maar mooi een prijs in de prijzenkast. Ik heb daar alleen een thermos uit de Albert Heijn en een pakje condooms in liggen en die heb ik dan nog zelf moeten kopen. The Firm, Star Trekkin’, en ik was back in time. Weer platgespoten met Dreft en een rol wc-papier. Onbegrijpelijk en onverstaanbaar.

15 oktober 2015

CT-scan van mijn hersens gemaakt. Ik zei dat ik er niets van verstond. Dat dat niets anders dan wetenschap is, zei papa. Maar wetenschap interesseert mij geen kloten. Sorry papa papa. Je suis ton fils, mais ton fils de pute. Comprimé et érigé de merde. Fysica en chemie, ook de duistere tijden van mijn bestaan. Het enige dat ik nog van chemie ken, is die tabel van Mendelejev, en kennen wil zeggen, ik weet nog waar die hing in de klas. Allemaal nummers en letters en dat was dan belangrijk en die dwaze Rus heeft daar een prijs voor gekregen en is bekend geworden. Joepie. Hoedje op en wij door de klas in ons bloot gat van Lang zal hij leven, maar hij was al lang dood.

14 augustus 2016

Altijd als ik papa zijn zorg voor mama zie, word ik week. Het is geen romantisch sprookje, maar eerder een rauwe ballade van opoffering en doorzettingsvermogen. Als een moderne Don Quichot gaat hij de windmolens van onwetendheid en vooroordelen te lijf, terwijl hij zijn dierbare Dulcinea stevig omarmt. Hij ploetert vastberaden tegen de stroom in en neemt de zorg op zich voor een zwaar gehandicapte. Zijn handen zijn ruwe kolenschoppen die met gemak hout kunnen klieven zonder bijl, maar ze zijn teder als ze haar door de doolhof van hun dagelijkse sleur leiden. Zijn liefde voor haar is als een onuitputtelijke bron die door de droogte van hun gedeelde lot stroomt. In de stilte van hun gedeelde wereld omhelst papa de last van verantwoordelijkheid met een schijnbare lichtheid. Het dagelijkse leven is een dans van zorgvuldig uitgevoerde handelingen, een samengaan van liefde en begrip die de beperkingen van het lichaam overstijgt. Hij neemt de last van haar beperkingen op zich, niet als een kruis om te dragen, maar als een verlengstuk van zichzelf.

29 augustus 2016

[Herinnering] Op een dag kwamen we thuis van school en mam zei geen fuck. Werkelijk niets. Geen stom woord kwam er uit. Ze keek niet, ze bewoog niet. Het was alsof er een dikke, donkere mist door het huis hing en niemand wist wat er gaande was. Contact was er niet. Ze was verdwenen in pure leegte. We keken naar elkaar. We keken in wanhoop naar papa die het ook niet wist maar ons zei dat we moesten eten, ons later zei dat we ons huiswerk moesten maken. De klok tikte door terwijl we op drijfzand liepen. Dan ineens rauw gejank alsof ze zichzelf uit elkaar trok. Wij keken en weenden. Dan een biecht. Mama had zichzelf van kant gemaakt terwijl wij op school zaten, hakkelde ze, alsof het een soort prestatie was. Ze wist enkel niet hoe ze het had moeten doen. Zelfs dat kon ze niet, wat een gefaal, maar ze had het gedaan. Ze had binnenin zelfmoord gepleegd. Ze wilde weg uit die wereld en zocht wanhopig naar een oplossing. Hoe kon ze ontsnappen aan haar eigen gevangenis? Ze bleef leven. Niet uit liefde voor het leven, niet uit liefde voor ons, maar omdat ze niet wist hoe ze zichzelf kapot moest maken. Wat moesten we met haar, met ons, met al die troep? Wij keken.

15 september 2016

Woorden kent mama niet steeds, maar oplossingen heeft ze wel. Landen zijn haar vreemd maar ze trekt in haar wereld zelf de geografische klanken en grenzen met haar handen – en die begrijpen wij. Wat een verfrommelde kaart van onbegrip had kunnen zijn, werd onze atlas van kennis. Haar gebaren zijn onze geheime taal, als die van dove mensen, een duistere dans van stilte en beweging. Poëzie van zwijgende stemmen. Met één eenvoudige beweging weten we wie mama bedoelt. Ze kent de windrichtingen, en als een indiaan op de prairie wuift ze om de troepen op het juiste pad te zetten. Het zuiden betekent L want die zit in Afrika. Het oosten was I in Thailand. Het westen haar zus in Amerika. En al wie een plaats heeft in haar hart, krijgt ook een plaats op het kompas, en dat is kleiner dan zou moeten, als de wereld normaal had gedaan en haar had aanvaard. Zo dwaalt ze als een muze van verloren taal door een wereld zonder namen waarin iedereen samensmelt tot een ondefinieerbare massa waar de schepen van gedachten niet meer aanmeren.

27 september 2016

Jean-Pierre Brisset, vergeten denker van onze tijd, mafketel eerste klas. Geen Darwin met zijn gezwam over apen, nee nee, volgens Brisset stamt de mens af van de kikker. Geen twijfel mogelijk. De taal, mensen, de taal, daar draait het allemaal om. Dat is de basis van de evolutie. Daardoor stamt de mens van de kikker af. De Franse taal dan wel; l’eau daar leeft de kikker. Right? En waar leeft de mens? Logement. Voilà. Probeer daar maar eens een speld tussen te krijgen in een wereld waarin alle spelden zoek zijn geraakt en al lang in de billen van nonkel Fons zijn geprikt. Maar daar begint het pas. Une grenouille n’a pas de pouce, et dans la transformation de grenouille en homme, la race des grenouilles a vu « pousser » un pouce. Dat is zoiets als: Een kikker heeft geen duim, maar in de ontwikkeling naar mens heeft hij er een zien aangroeien. Je ziet, het komt wel heel dichtbij. Maar toch, mafketel, ik zeg het toch, mafketel. Rebel van de taal die de heilige koe van de linguïstiek slachtte met zijn pen; dat is hij. Prediker van de revolutie tegen de dictatuur van betekenis. Een genie dat op een zijspoor is gezet. En wat gebeurt er met grote denkers? Die worden altijd op een of andere manier zwaar in hun hol genaaid, en verdwijnen vervolgens in de anonimiteit omdat mensen enkel oppervlakkige troep willen. Ach ja, hij was de olifant in de porseleinwinkel van de taal die lachte met iedereen die orde probeerde te scheppen in de chaos die taal is. Maar wat een verfrissende blik had hij op dat starre, rigide gezeik van de taalpuristen. De spraak? Ontstaan uit dierengeluiden. De kwaak van de kikker. Quoi? Dat is pas creatief denken, dat is nog eens een perspectief om u tegen te zeggen. Het surrealisme ten top en ten tap. De schoonheid van de taal ligt in haar onvolkomenheid, zoals Brisset zei. Chaos. Absolute chaos. De kinderlijke vreugde van het grote avontuur. Mij moet hij in elk geval niet overtuigen. Taal is geen keurige Engelse tuin met mooi gesnoeide woorden, maar het is een wildernis van klanken, een dichtbegroeid bos waar je alleen maar in verdwaalt. Altijd in beweging, altijd in verandering, nooit te begrijpen en je verliest er constant uw weg in. Maar je voelt je tenminste ontdekkingsreiziger in plaats van saaie architect. Woorden zijn geen brave hondjes die netjes hun betekenis volgen. Nee hoor, het zijn wilde beesten die ronddwalen, hier en daar blijven hangen, af en toe verslinden, dan weer paren. Anarchie, pure anarchie. Een stroom van geluid, een stroom van klank. Brisset roert in de pot van het absurde. Leven mensen in een gemeenschap? Ja, mensen leven in een gemeenschap. En société. En ce eau sieds té. En seau sieds-té. En sauce y était. Waar zaten de mensen weer bijeen? En sauce. En société. En sauce en société. Taal is gewoon een grillig spel van associaties en toevalligheden; het is geen kooi waarin we opgesloten zitten. De grenzen van de taal zijn slechts beperkt door onze verbeelding. En zo ontstaat de wereld. Als grillig beest in een zee van banaliteit. Gedaan met plechtige proclamaties, leve de rapsodie van de fonetische revolutie. Où es-tu ? – Leau jai. Où es-tu logé ? On leau jai, dai en leau ; on logeait dans leau. Lai eau jeu, loge. Nous loge ons, nous logeons dans la loge. Viens dans mon leau, dans mon lot, jeu mets en ; dans mon logement. Eau logé ist, il est au logis. Cest ici mon lot, mon leau jai ie, mon logis. Le lot naturel de chacun cest d’être logé. Eau logé, ils sont, aux loges ils sont. Zo is het leven begonnen. Een storm die over de vlakte van de linguïstiek raast. Proleet en profeet.

06 februari 2017

Zat daar vandaag weer compleet voor aap. Stonden daar klanten met rammenas aan de kassa. Nog nooit gehoord of gezien. Moest ik vragen wat dat was. Bekeken ze mij alsof ik de domme lul was. Zal wel zijn. Meus had dat blijkbaar gemaakt. Hij moest weer maar eens uitpakken met ‘vergeten groenten’. Die zijn verdorie niet voor niets vergeten. En als ze vergeten zijn, moeten de mensen mij niet bekijken alsof ik de domme lul ben. Niemand wist het. Moet Meus ineens interessant komen doen en het mij weer moeilijk komen maken. Ik ga toch ook geen vergeten kunstenaars door hun strot rammen om hen dan uit te lachen. Dat ze Edmonia Lewis niet kennen? Dat komt daar wat rammenas kopen, en dat kent Edmonia Lewis nog niet eens. Dat Meus daar eens mee begint in plaats van mij voor pispaal te zetten. De rotte hond.

31 augustus 2017

Helemaal in begin wist ik niet wat ik met de taal van mama aan moest. Verminkte zinnen, gebroken grammatica, syntaxis op zijn kop, verloren woorden zonder controle, zonder richting, fragmenten geknipt, een collage van lettergrepen en afgekapte gebaren. Wanhoop langs beide kanten. Elk gesprek een slagveld, een oorlogszone waar betekenis verloren ging in het kruisvuur van gebroken gedachten. Hoe langer hoe meer begon ik er echter de absolute schoonheid van in te zien. Het circus in haar kop was een verschrikkelijke marteling voor haar, maar we leerden er mee leven en uit de puinhopen van haar spraak creëerde ze een kunst zo mooi. Die ultieme rebellie tegen de orde van de taal was pure experimentele poëzie waar geen enkele experimentele dichter ooit aan kon tippen. Het was niet wat experimenteren om de taal te laten zingen. Het was pure noodzaak. De taal als ongetemd, brullend, wild beest in een surrealistisch landschap. De taal had zich plotseling omgedraaid en had zich tegen zijn schepper gekeerd. Het was de stem van het onzegbare, de taal van het onuitsprekelijke. In die rauwe, ongepolijste chaos probeerden we elkaar te begrijpen maar elk woord was een raadsel, elk geluid een mysterie. De grens tussen taal en betekenis was flou, en in die absolute vrijheid waar elke regel werd gebroken en elke conventie uitgedaagd liepen wij tastend rond – maar die flarden waren de essentie van poëzie in de meest radicale vorm.

24 januari 2018

Van Radio 1 de vraag gekregen om mijn tekst over gehandicapten in de ether te gooien: “Doorheen de tijd heeft men gehandicapten steeds anders willen benoemen. Gehandicapte werd persoon met een handicap. Persoon met een handicap werd invalide. Invalide werd mindervalide. Mindervalide werd andersvalide. Andersvalide werd persoon met een beperking. Persoon met een beperking werd persoon met een specifieke zorgbehoefte. Denkt men nu echt dat daardoor de handicap minder erg wordt? Termen worden verschoven door mensen die niet weten waar het om gaat maar die uit morele overwegingen de woorden veranderen. Denken ze echt dat een gehandicapte ineens kan stappen omdat ze een andere term bedacht hebben; omdat hij een specifieke zorgbehoefte heeft. Alsof er plots weer een been aan het lijf staat omdat wereldvreemde mensen besluiten de taal aan te passen. Een hoop bullshit. Een gehandicapte is en blijft gehandicapt. Al die eufemismen maken het er niet makkelijker op voor ons. Op de lange duur weten we niet meer wat we nu eigenlijk zijn. Het is om zot van te worden. Enkel voor mensen die geen handicap hebben, is het belangrijk. Zij moeten een realiteit die niet de hunne is, proberen duiden. Ze weten niet wat het is, ze hebben geen hol verstand van datgene waar ze over praten. Het is stigmatiserend, zeggen ze, maar nemen de gehandicapten opnieuw een stuk waardigheid af door weer maar eens op te leggen wat wij zijn. Al dat gepamper, louter om het eigen geweten te sussen. Egoïstische zakken, dat zijn het. Allemaal weten ze het beter voor een ander. Alsof wij als gehandicapten gaan zeggen wat zij zijn. Alsof wij termen op hun smoel gaan plakken omdat we vinden dat die beter passen. Wij, gehandicapten hebben tenminste het fatsoen om de maatschappij met respect te behandelen en hen zélf iets te laten beslissen, maar zij, zij weten weeral wat het beste is voor de gehandicapte. En zo wordt weer een stem afgenomen. Mogen wij ook iets zeggen? Wordt ook in dat debat over ons heen gelopen? Zelfs onze eigen term mogen we niet meer kiezen. Al dat politiek correct gedoe is één grote hoop zever. Gekapt is Gekapt. Punt.”

22 maart 2018

Alle vijzen in de Brico zijn geteld en degene die niet geteld zijn, blijven maar ongeteld. Wat rondlopen, wat ronddaggeren, dag mevrouw, dag mijnheer. Intussen nog wat tellen tot de vingers van mijn hand vallen. Het is dat het belangrijk werk is, anders zou ik het niet doen.

30 maart 2018

Mama heeft gebeld. Ze was kwaad op de wereld. Ik dacht eerst te zeggen dat dat niet moest, maar woede is beter dan wrevel, en wrevel is dan weer beter dan haat. Helaas geraakt woede vroeg of laat op. Moest ik het online kunnen bestellen, ik deed het direct. Afhalen in de Post nadien. Mag best wat kosten. Op sommige dingen moet je niet besparen.

01 juli 2018

Hoofdpijn. Niet onder mijn schedel, maar op het litteken op mijn kop. En dan? Dan niets meer. Ik kruip in bed.

18 februari 2019

Met Poesjkin en Dostojewski naar het ziekenhuis. Poesjkin omdat hij een bloedonderzoek van de hersens moet ondergaan en Dostojewski omdat hij pillen voor zijn linkeroog moet krijgen dat compleet verwaterd is. Het zijn stilzwijgende afspraken die al lang vastliggen en waar ik mij ten allen tijde aan te houden heb, gelijk de boeddhistische monniken aan het gebed, of de Christenen aan de vasten. Mijn dwangbuis aan, eerst een tekenmap en twee spuitbussen gekocht want dat staat goed op het cv, en dan de veertien zinloze staties van de kruisweg naar Asse waar ik compleet vermorzeld uit de auto viel. Gelukkig onderweg soelaas op de radio: Ann Christy, dag vreemde man.

24 maart 2019

Ik ben tot het besef gekomen dat ik al langer mét geklutste hersenen leef, dan ik heb geleefd zonder geklutste. Dat zal niet meer veranderen nu. Alleman heeft wel een streep op de carrosserie. Lag ik in mijn uppie in een bedje in de Walen. Mijn voorhoofd in mijn achterhoofd. Mijn achterhoofd in mijn gat. Een kwart van mijn gat gedraaid. Resistente kwabben met een wit sjaaltje rond. Waar is the devil’s advocate? Er was alleen nog the devil. Er was alleen nog schuim op de mond. Geen hulpmiddelen om de herinneringen terug te halen. Weg is weg. Een flinke tijd. Ik ga macaroni met hesp en kaassaus maken.

04 mei 2019

Fucking hell, vandaag een galerie binnengestapt. Pure ellende. Echt, ik heb zelden zo’n berg rotzooi bij elkaar gezien. Kunst, zeggen ze dan. Kunst, kust mijn reet. Heb direct zelf nog wat slechte tekeningen gemaakt om mij beter te voelen.

15 juni 2019

Twee kipfilets gekocht in de ah. Ook nog een tomaat, een paprika, ajuin, room en kokosmelk gekocht. Ik heb alleen die tomaat gegeten. Ik denk dat ze vergiftigd is want ik heb buikpijn en diarree. Straks moet ik misschien nog naar de kliniek en dan ga ik misschien ook wel dood.

26 juni 2019

Noot aan mezelf: vergeet uw pillen niet te nemen.

01 juli 2019

Weer een hoop gezever in de bijlagen van de krant. Soms denk ik dat ik het beter kan maar blijkbaar vindt men dat op de redactie niet. Mijn teksten doorstaan de kwaliteitstoets blijkbaar niet. Ik leg mij neer bij hun oordeel, krassel verder en erger mij aan wat wel gepubliceerd wordt.

29 juli 2019

Het is allemaal wat, maar uiteindelijk komt het er toch op neer dat ik het mezelf zo aangenaam mogelijk wil maken. Zo weinig mogelijk dingen doen waar ik het schijt van krijg. Dat is min of meer het plan. Had ik dus niet direct door.

14 februari 2020

Valentijn. Een reclamefolder van de Aldi. Dat was alles wat ik kreeg vandaag. Gelukkige Valentijn, dieter.

24 maart 2020

Ik wacht op de dag dat ik net als Manzoni stront kan verkopen voor 120000 euro. Tot dan ploeter ik verder. Gewoon een kleine garnaal die de vier hoeken van de wereld in brand wil steken.

31 mei 2020

Vier Jazzmatazzen, en een best off. East Coast / West Coast; Bling Bling. Pangpang. Street credibility & pimp pimp. Gang starr – Guru. Soft en groovy. Mellow yellow en jazzy jazz. Eeuwige roem bij jazzers die hiphop ontdekten, eeuwige roem bij hiphoppers die jazz ontdekten. Pimp daddy on a roll, en dan nu een pizza met tomaten en komkommer. Alleszins beter dan kinkhoest, want dan heb je er gelegen. Rood alarmlicht: ping ping.

11 augustus 2020

Al een paar dagen op de dool. Ik kan het niet helpen. Koppijn. Metaalsmaak in de mond. Slapeloos. Koffie die niet smaakt. Post die ik niet open. Kleine held in bed. Mijn staatsgeheim opgegeten. Het houdt niet op. Een hele nacht door mijn venster gekeken om zeker te zijn dat er niemand kwam bellen. Veel te warm overdag. Blote armen, blote lijven, blote benen, blote wijven. Om zot van te worden. Op straat roept een buur constant ona tam, ona tam, ona tam. Een ander roept dat hij moet zwijgen of dat ze de politie belt. Het kan niet lang meer duren of de zon komt weer op. Ik hoor het wel als ze het afroepen.

22 mei 2021

Machteloos en ontroerd kijk ik tegenwoordig naar het tragische tafereel dat de maaltijd voor mama is geworden. Soms lacht ze naar mij, breekbaar maar oprecht, en zwaait ze eens als een kind. Zoiets vindt ze plezant. Als ze maar iets heeft om haar af te leiden. Het is de laatste groet van een ziel die zich vastklampt aan een wereld die steeds verder weg lijkt. Ik besef dat elk traag moment er een is om te koesteren. Een kans om wat langer vast te houden aan wat er nog rest van de vrouw die mama is. Zij lijkt ook tot die conclusie gekomen. En dus eet ze langzaam, elk hapje een kleine overwinning op de chaos die haar geest heeft overgenomen. Haar traagheid is niet slechts een fysieke belemmering, maar een symbool van haar vastberadenheid om stand te houden tegen de onvermijdelijke duisternis die haar omringt. Haar kaken malen als vergeten tandwielen in een verroeste machine. Haar blik dwaalt af naar ergens ver weg, alsof ze daar een stukje van zichzelf zoekt. Haar lepel ligt in haar bord. Ze kijkt rond en rond en ze vertelt iets. Alles om maar niet te moeten eten. Zo vecht mama tegen de tijd. Haar traagheid een stille getuige van haar onverzettelijke geest. Elk hapje een triomf van wilskracht. Seconden worden minuten, en stukjes worden van haar weggenomen. Ik zou haar willen vastpakken en haar terugtrekken uit de duisternis die haar gevangen houdt, maar ik weet dat het te laat is. Soms fonkelt er een glimp van herkenning in haar ogen. In die momenten lijkt ze heel even terug te keren naar ons, naar de wereld van de levenden, en strekt ze haar hand uit, als een verloren kind dat de weg naar huis zoekt.

17 december 2021

[Herinnering ] Ik leerde net lezen op school: Jan, huis, boek, tas, tuin, zus – dat soort dingen – en thuis vielen de woorden weg. Iedereen in de klas kon thuis tonen wat ze al konden lezen. Bij alleman zat een mama aan de keukentafel naast hen om woordjes aan te wijzen en mee te lezen, terwijl ik in de kliniek naast een mama stond die met tranen in haar ogen, tevergeefs een woord uit haar verwrongen gezicht probeerde te trekken. De woordjes die ze in het revalidatiecentrum te lezen kreeg, kon ze niet lezen. Ik wel. Hoe raar was dat. En wat als ik nu eens zou leren lezen voor twee, dacht ik. Mama kwam naar huis en er kwam geen stom woord uit. De radio was stilgevallen. Ze zat niet naast mij om te zeggen wat de woordjes waren en of ik ze juist las. Dan zou ik het zelf maar doen, en zou ik haar voorlezen wat ik kon. Ik zat naast haar en las haar uit de kinderboeken uit de bib. Traag, en wat ik dacht dat er stond. Maar zij wist het ook niet dus als ik het niet wist, verzon ik maar wat. Het deed er niet toe of het juist was of niet. Het was een eenvoudige daad, maar betekende zoveel meer dan welk literair meesterwerk dan ook. Geen enkel verhaal kon daaraan tippen. Mijn woorden en mijn tijd gaven haar een glimp op een wereld waar ze zelf geen toegang meer toe had. Van kinderboeken schakelde ik over op de krant en ik voelde mij een nieuwsanker die haar een wereld in zwarte inkt gaf. Ze knikte en deed alsof ze het begreep. De wereld interesseerde haar niet, maar er was iemand die tijdelijk de verveling verdreef. De zwarte vlekken op papier toverde ik om in een beeld en we lachten en amuseerden ons met het leed van anderen. Ik zat naast haar en de moeder die niet kon lezen, leerde mij lezen. Het is de paradox van de afasie. Ze leerde mij de schoonheid van taal inzien. Niet de metaforen en de overvloed van woordenkramerij, maar de taal gestript tot op het bot. Schoonheid in de eenvoud. Geen woord te veel. Poëzie ligt in de alledaagse momenten, leerde ik. Er zijn geen helden. Hooguit enkele tragische figuren die dag in dag uit worstelen met de banaliteit van het bestaan. Hoe schoon kan taal zijn als alle franjes zijn weggesneden.

05 september 2022

Mama kan niet meer zelfstandig eten, papa zit naast haar met de boterhammen die hij heeft gesmeerd. Met een zorgvuldigheid die geen ruimte overlaat voor fouten, brengt hij het brood naar haar lippen als een laatste offer aan een god die nooit leek te luisteren naar zijn gebeden. Ze eet dan, langzaam en met moeite, haar ogen gevuld met een stil verdriet. En hij kijkt toe.

07 september 2022

Mama eet geen brood meer nu. Brood is vervangen door pap. Papa zit naast haar en lepelt pap in haar mond terwijl zij als een vogeltje rondkijkt en op alles commentaar heeft. Geduldig doet papa verder. Ze lacht en is blij.

10 september 2022

Vandaag was daar die dag dat mama ineens niet meer lachte. Ze klemde haar tanden op elkaar, hield haar lippen stijf op mekaar geklemd en schudde haar hoofd heen en weer. Geen pap meer voor het vogeltje. Geen koffie meer. Het uitleggen kon ze niet, daarvoor had ze niet de woorden. Ergens had ze een klik gemaakt. Ze wou niet meer eten. Haar mond was verzegeld. Papa probeerde het nog eens. Ze riep NEE – en deze keer was nee wel degelijk nee. Niet ja, niet misschien, maar deze nee was juist. Nee riep ze, en ze klemde haar tanden weer op elkaar.

18 september 2022

Niemand durft mam nog aan te raken uit schrik dat ze uit elkaar zal knallen. Haar lijf zit vol littekens van een oorlog die ze nooit heeft gewild. Haar ogen staan moe, alsof ze net een marathon heeft gelopen door haar eigen lijden. Het is de onvermijdelijke aftakeling. Ze verwelkt als een bloem die geen water meer krijgt en wij staan machteloos aan de zijlijn en kunnen enkel toekijken. We zien het leven haar compleet uitwringen als een citroen die te lang is blijven liggen. Haar wereld wordt gereduceerd tot geschreeuw. Elke beweging is een marteling. De tijd vertraagt. De hoop vervliegt. De doorligwonden knagen als verroeste nagels in haar vlees. Haar lijf is niets anders meer dan een bouwval. Bloed, zweet en rottend vlees. Elk zuchtje wind lijkt haar huid te kwellen. Je mag zelfs niet naar haar kijken of ze schreeuwt het al uit van de pijn. Kreten die door merg en been gaan en die je niet wil horen. Ieder van ons is blij dat wij daar niet liggen, maar ieder wil maar al te graag een stuk van haar pijn overnemen. In haar blik ligt een smeekbede om verlossing, een verlangen naar vrede. Haar versleten lichaam als een côte à l’os op de barbecue draaien is al lang zinloos. De wonden zijn al te ver heen. We kunnen enkel wachten tot de tijd medelijden krijgt.

19 september 2022

We kruipen naar het einde toe, daar valt niet aan te twijfelen, en er lijkt een vreemde mengeling van berusting en vrede over mama te komen. Hoewel het leven haar meer heeft afgenomen dan gegeven, is er een serene acceptatie van wat gaat komen. Het lijkt wel alsof ze plots de geheimen van het universum heeft ontrafeld. Na al die jaren is haar lijf een oorlogszone geworden, maar toch ligt ze daar met een gratie alsof niets haar iets kan doen. Het is nu eenmaal de gang van zaken en het heeft weinig zin om in opstand te komen tegen de natuur. Haar lichaam is al verteerd als een roofdier dat zijn prooi verslindt. Ze heeft genoeg geleden, genoeg gevochten. Denk ik toch.

26 september 2022

Mama weigert nog langer te eten. Mama weigert nu stilaan ook nog te drinken. Langzaam droogt ze uit als een vergeten plant op een verlaten vensterbank. Als een levend portret van zelfvernietiging kijkt ze ons aan als we de living binnen komen, alsof niets haar nog kan schelen. De dorst naar water is ingeruild voor de dorst naar vergetelheid. Een paar weken geleden bracht ik nog druiven mee die ze met plezier op at. Witte druiven. Die eet ze graag. Ik wist ook wel dat dat maar een tijdelijke oplossing was en dat ze nooit voldoende vocht kon binnenkrijgen maar alles was beter dan niets. Maar zelfs die druiven moet ze niet meer hebben. Ze heeft haar dorst begraven onder lagen zelfvernietiging. Het laatste bastion van weerstand is gesloopt en elke druppel die ze weigert, is een nagel in haar eigen doodskist. Heel langzaam begint ze zelf te verdampen, als een plas water in de verzengende hitte van de zon, en wij kunnen enkel toekijken.

28 september 2022

Voor mama is er geen fatsoenlijk sterven, niks van dat deftige einde dat je als mens toch mag verwachten. Het genadeschot van de wanhoop is voor haar een dwaze illusie, net als de rest van dit zinloze bestaan. Het is het verhaal van de onmogelijkheid. Geen uitweg uit het lijden voor mensen die wilsonbekwaam zijn – een term zo kil als de dood. Het is een tragedie dat sommigen moeten creperen terwijl anderen die lijdensweg niet moeten bewandelen. Ze wil dat er een einde komt aan haar pijn, dat is zeker, en dat begrijpen wij, maar zo begrijpt de wet het niet. Voor de politici moet ze blijven ploeteren en afzien, al komen ze niet naar haar show kijken – zoals ze ook niet tijdens haar leven hebben gedaan. Voor hen is ze als gehandicapte nooit van belang geweest. Nu zit ze vast in haar hoop op verlossing en de onmogelijkheid om die te bereiken. Ze zoekt een uitweg maar haar handen tasten slechts in het donker. Geen reddende hand, geen greintje genade, geen ontsnapping voor haar. Dus ligt ze daar, in haar nest, omringd door ons, die van haar houden. We blijven voor haar zorgen, voeden haar, wassen haar, praten tegen haar terwijl de pijn haar gezicht verwringt dat er stilaan als een uitgewrongen dweil uitziet, terwijl de morfine haar bloed verdunt, terwijl ze al lang over datum is. Geen verlossing voor haar. Dat is zo bepaald door de mensen die haar willen laten lijden. Maar the show must go on. En wij? Wij genieten want menswaardigheid bestaat niet meer in de samenleving. En wij zingen van singing yaya joepie joepie jee, want ook zo zal mama wel vervallen en ontbinden, daar moeten we ons geen illusies in maken. En wij doen een indianendansje rond haar bed met het bijl in de lucht en de hand voor de mond, op en neer en op en neer, en mama lacht, want in gedachten danst ze met ons mee, maar we zijn dan kwaad op haar en kafferen haar uit en zeggen haar dat ze geen gedachten meer mag hebben, want als ze zo voort doet, is ze misschien wel wilsbekwaam en wat gaat de politiek dan weer zeggen. Wilsonbekwaam is wilsonbekwaam, en dat wil zeggen: afzien, bitch. En we gooien dan maar wat confetti die we zelf met de perforator hebben gemaakt, en we blazen drie keer op de toeter die in ons gat steekt. Een keer voor mama, een keer voor de wet en een keer voor de dood.

04 oktober 2022

Vanmorgen aan het ontbijt. Ik at salami met look, en dronk koffie, zwart. Mama werd gewassen door de thuisverpleging. Alles verliep rustig. In al haar rust kwam plots verandering. Ineens was er een schokken en licht gekreun vanuit haar bed. Iedereen sprong recht en stond binnen de kortste keren rond mama haar bed. Ze keek ons nog verschrikt aan. Volledig in de war. Haar laatste blik. Met tranen in mijn ogen keek ik terug. Ze ging in coma. De thuisverpleging kleedde haar aan, kamde haar haar, en legde haar handen mooi. Ik wou alleen nog naast haar zitten en nooit meer bij haar weggaan.

11 oktober 2022

Een urne kiezen voor mama was klote. Echt klote. Allemaal samen naar de showroom. Het voelde alsof we de lobby van de dood zelf betraden. Een hoop asbakken die schreeuwden ‘kies mij, kies mij, kies mij’. Groot, klein, glimmend, dof, fancy, sober. Allemaal leeg, maar gevuld met wanhoop. We stonden precies in de IKEA, op zoek naar een vaas om bloemen in te zetten. Het was een echte mindfuck. De dood had haar meegenomen, en nu moesten wij beslissen hoe we de restanten van haar bestaan zouden opsluiten. Hoe bepaal je in godsnaam in wat voor pot je iemands herinneringen stopt? Iedereen gaf zijn mening. “Die is te groot.” “Die te koud.” “Dat is te blauw.” “Te flashy zoiets.” Het leek alsof we haar een outfit aan het uitkiezen waren. Alles voelde nep. Mama was warm en echt geweest, en daar stonden we vandaag tussen een hoop koude keramiek. We hadden gewoon een sobere pot vandoen om de resten van mama in te mieteren. Niets meer dan dat. Zij zou er niets van weten, en het zou haar toch niet terugbrengen. Enkel de begrafenisindustrie zou eens zuchten en het spijtig vinden dat we niet in hun val waren getrapt.

27 maart 2023

Wat mis ik mijn conversaties met mama. Iedereen meed de conversatie, ik deed niet liever. Ooit kwamen we wel waar we moesten zijn, ook al duurde het uren. Stoel, zei ze dan plots, zomaar, out of the blue. En dat was het dan: stoel. En dat kon nu eens werkelijk alles betekenen. Of ze honger had? Nee nee stoel. Of het over iets in huis ging. Nee stoel, allez, mes, dinges, stoel. Moest ze soms naar toilet. Nee ginder, en ze wees, stoel, nee niet stoel, mes, nee nee stoel, van Agnes. Of het over de familie ging. Maar nee tuurlijk niet. Stoel. Was het buiten? Maar nee, dinges daar, Agnes of nee mama en papa. Iets van vroeger dan? Maar nee, mes, Agnes, ginder zo, Frans. Ging het misschien over haar schilderen. Maar stoel. Ze bedoelde toch niet toevallig stoel? Van daar zo, lachte ze dan, ginder, wees ze, allez, zo. En zo ging dat uren door. Tot we wisten wat ze bedoelde. Ik zag in dat stoel zoveel betekenissen had. Voor anderen was een stoel een ding om op te zitten, voor Kosuth was het een kunstwerk met drie vragen. Voor mama had elk woord een oneindig aantal betekenissen. Dat soort gesprekken mis ik nu. Ik voer ze dan maar met mezelf.